Afgelopen najaar riepen wij benadeelden in de Van Lanschot zaak op ervaringen te delen rondom de overdracht van de leningen door Van Lanschot aan Promontoria. De oproep deden wij in verband met aan de Hoge Raad gestelde pre-judiciële vragen. Deze vragen waren gesteld door een (lagere) rechter, omdat een niet-bank aan minder regels hoeft te voldoen dan een bank, waardoor de klant minder bescherming geniet. De vraag was of kort gezegd of die overdracht eigenlijk wel kan en, zo ja, wat de juridische gevolgen daarvan zijn.
Zienswijze
In deze procedure heeft het gehele bankwezen zich achter Promontoria opgesteld. Onder meer de Nederlandse Vereniging van Banken en De Nederlandse Bank hebben de werkwijze verdedigd. Wij deden deze de oproep om tegenwicht en context te kunnen bieden tegen het eenzijdige beeld dat door de sector werd geschetst over het belang van overdracht van vorderingen voor de bankenpraktijk. Wij hebben de praktijkvoorbeelden die wij van u ontvingen, waarin de nadelen van deze praktijk helder naar voren kwamen, gedeeld met de Hoge Raad. Dat haalde de discussie enigszins uit de juridische context en heeft zeker geholpen naar nu is gebleken.
Overdracht mag
Op vrijdag 10 juli jl. heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan en antwoord gegeven op drie van de vier aan haar voorgelegde prejudiciële vragen. De eerste vraag was of de vorderingen wel overgedragen mochten worden. Deze vraag wordt door bevestigend beantwoord, maar de Hoge Raad tekent daarbij tevens aan dat de overgedragen vordering wegens de (bijzondere) zorgplicht mogelijk beperkingen kent en in dat geval slechts met beperkte inhoud kan worden overgedragen. Het is een juridisch technisch verhaal. De praktische betekenis daarvan lijkt erop neer te komen dat beperkingen die voor de bank gelden in de relatie met de klant eveneens voor de niet-bank gelden.
Vergelijkbare zorgplicht
Hetzelfde principe komt eveneens naar voren in het antwoord op de tweede vraag. De vraag was of de zorgplicht van de bank door de overdracht op de niet-bank kwam te liggen. Technisch gezien wordt de zorgplicht niet mee overgedragen, maar de Hoge Raad geeft een duidelijke aanwijzing dat de redelijkheid en billijkheid met zich kan meebrengen dat op een niet-bank een vergelijkbare zorgplicht komt te rusten. Daarbij maakt het volgens de Hoge Raad (dat is het antwoord op de derde vraag) geen verschil of de klant de overeenkomst niet is nagekomen of dat de bank de relatie heeft opgezegd, omdat het erop neer komt dat de niet-bank zich op dezelfde wijze moet gedragen als de bank.
AFM
De vierde vraag – wat een en ander betekent in de relatie met Van Lanschot – wordt door de Hoge Raad niet beantwoord, omdat Van Lanschot geen partij is in het geschil. Verschillende (lagere) rechters hebben echter al eerder geoordeeld dat de contactsoverneming nietig is, zodat het sluiten van het klantloket Van Lanschot sowieso kan worden verweten. Wij zijn nog steeds benieuwd naar het oordeel van de AFM hierover, evenals over de handelswijze van Promontoria. Van de gedragstoezichthouder AFM had allang ingrijpen mogen worden verwacht. Wellicht dat de AFM nu eindelijk in actie komt.
Conclusie
Het oordeel van de Hoge Raad komt erop neer dat Promontoria en haar rechtsopvolger(s) aan min of meer dezelfde regels zijn kunnen worden geacht te zijn gebonden als Van Lanschot. Dat opent de weg voor procedures tegen zowel Van Lanschot als Promontoria, voor zover Promontoria anders heeft gehandeld dan Van Lanschot zou hebben gedaan. Dat is een steun in onze rug. Ons initiatief is ontstaan nadat is gebleken dat u collectief bent benadeeld, daarover bestaat weinig twijfel. In sommige gevallen is dat eenvoudiger aantoonbaar dan in andere gevallen. De Stichting Van Lanschot Claim zal zich beraden en u laten weten wat zij concreet voor u kan betekenen.