Hoge Raad aan de slag met prejudiciële vragen Van Lanschot / Promontoria, Van Lanschot - Claimshare
Terug Deel dit bericht

Hoge Raad aan de slag met prejudiciële vragen Van Lanschot / Promontoria

26 juli 2019

Een kleine mijlpaal in dit dossier is bereikt. De rechtbank Amsterdam heeft in een recente rechtszaak besloten om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad in het dossier Van Lanschot / Promontoria.

Contractuele wederpartij

Even terug in de tijd. In een rechterlijke uitspraak in 2017 had de rechtbank Oost-Brabant de overdracht van de kredietovereenkomst door Van Lanschot aan Promontoria ongeldig verklaard. De reden daarvoor was dat de voor contractoverneming vereiste toestemming niet kon worden gebaseerd op de algemene bankvoorwaarden, zoals beide partijen beoogden. Ook op andere wijze was door de klant geen toestemming verleend.

In deze nieuwe uitspraak bevestigt de rechtbank Amsterdam die uitspraak. Beide uitspraken volgend zou Van Lanschot steeds de contractuele wederpartij zijn gebleven en zouden bijvoorbeeld contractbesprekingen met Van Lanschot moeten plaatsvinden. In de praktijk heeft Van Lanschot in veel, naar wij denken de meeste, gevallen de deur daarvoor dichtgehouden.

In bepaalde gevallen is het eventueel mogelijk dat de klant achteraf toestemming heeft verleend voor de contractoverneming, waardoor de ongeldigheid wordt opgeheven. In de meest recente casus nam de rechtbank aan dat daarvan geen sprake was, onder meer omdat de betalingen aan Promontoria onder protest waren verricht door de klant. De omstandigheden van het geval kunnen dus mede bepalen hoe de juridische relatie moet worden gekwalificeerd.

Cessie

Voor de zekerheid wordt bij contractoverneming vaak de geldvordering (het recht om het uitgeleende bedrag te ontvangen) ook overgedragen door een zogenaamde cessie. Daardoor gaat het contract niet over, maar (alleen) de geldvordering en daarbij behorende nevenrechten. Voor de cessie is juridisch geen toestemming vereist, waardoor bij het ontbreken van toestemming in ieder geval de geldvordering is overgegaan.

In de nieuwe uitspraak worden door de rechtbank voor het eerst vraagtekens gesteld bij de geldigheid van de cessie. Dat houdt verband met de uitoefening van de nevenrechten. Nevenrechten zijn rechten die nauw verbonden zijn met (het innen van) de vordering. De rechtbank noemt als voorbeelden de uitoefening van zekerheidsrechten en de bevoegdheid de rente te wijzigen. De rechtbank worstelt met de vraag wat de consequentie is van het feit dat de vervreemder als bank (Van Lanschot) gebonden is aan allerlei (publiekrechtelijke) zorgplichten jegens haar klanten, maar de verkrijger (Promontoria) als niet-bank niet.

Prejudiciële vragen

In sommige gevallen heeft de rechtbank de mogelijkheid om prejudiciële vragen te stellen. Prejudiciële vragen zijn rechtsvragen van een rechter tijdens de behandeling van een zaak aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. Dat kan indien de antwoorden op deze vragen nodig zijn voor het nemen van een beslissing in een zaak en dezelfde vraag aan de orde is in een groot aantal samenhangende zaken. Onder verwijzing naar maar liefst 6 (al dan niet lopende) rechtszaken in dit dossier heeft de rechtbank Amsterdam een uiteenzetting gemaakt van de geldende rechtsregels en geoordeeld dat aan de criteria voor prejudiciële vragen was voldaan.

De rechtbank wil weten van de Hoge Raad:

1. Of de vordering naar zijn aard wel kan worden overgedragen aan een niet-bank;

2. Als de vordering wel kan worden overgedragen, welke zorgplicht er rust op de niet-bank aan wie de vordering wordt overgedragen;

3. Of het voor het antwoord op de vorige vraag uitmaakt of de kredietrelatie voor de overdracht is opgezegd (de zorgplicht loopt immers ook na de opzegging door);

4. Welke rechten kunnen worden uitgeoefend jegens de overdragende bank indien het handelen van de niet-bank afwijkt van wat voor de bank zou gelden.

Rechters moeten zich vervolgens houden aan wat de Hoge Raad heeft beslist. Zo wordt er dus in een vroeg(er) stadium definitief duidelijk over hoe op deze cruciale rechtsvragen moet worden beslist.

Werkwijze Promontoria

Het was aanvankelijk de bedoeling van de benadeelde in deze procedure om, samen met zijn familie, met Van Lanschot een langlopende financiering aan te gaan. Na de overname door Promontoria had zij het rentepercentage van de geldlening verhoogd van 4% naar 8% en inmiddels is de volledige vordering opgeëist. Volgens de benadeelde is Promontoria ‘het meest beruchte “vulture fund” ofwel aasgierenfonds ter wereld, dat met agressieve praktijken leningnemers onder druk zet om zo snel als mogelijk te betalen’. Volgens de benadeelde heeft hij de oorspronkelijke rente steeds op tijd betaald en werd er conform de oorspronkelijke afspraak met Van Lanschot afgelost.

Voor de beantwoording van de vraag of Promontoria zodanig mocht handelen moeten we het oordeel van de Hoge Raad afwachten.

Meer weten?

Hou onze site in de gaten voor nieuws en updates. Heeft u nog vragen over de betekenis van deze zaak voor uw situatie, neem dan gerust contact met ons op.